Rijtest Suzuki Jimny
25 april 2021Nog niet eerder reed ik een auto die zo innemend is als de Suzuki Jimny, en zelden had ik zoveel aanspraak in een testweek. De Suzuki Jimny is publieklieveling nummer een, maar achter zijn guitige ronde koplampen schuilt een zeer vaardige terreinauto die voor geen kleintje vervaard is. Een autootje dat om vele redenen respect verdient – en dat ook krijgt.
Universeel inzetbaar
Laten we de elephant in the room meteen maar wegsturen (bij Suzuki hebben ze dan ook meer met neushoorns): de Jimny is niet ontwikkeld met het oog op emissies en verbruikscijfers. In Europa, en ons land in het bijzonder, word je dat zwaar aangerekend met een hoge belastingdruk als gevolg. Dat dreef de nieuwprijs van de Jimny dermate op dat Suzuki het autootje in Europa maar moeizaam aan de man kreeg. Suzuki bedacht een nieuwe strategie: demonteer de achterbank, plaats een afscheiding achter de voorstoelen en voila: je hebt een bedrijfsauto die op bedrijfsautokenteken rijdt. Met alle belastingvoordelen van dien. Die aanpassing werkt in de ons omringende landen, maar natuurlijk weer niet in Nederland. Bij ons is de Jimny een BPM-plichtige bedrijfsauto. Toch is er een markt voor de Jimny in Nederland, namelijk in de beroepsgroep die regelmatig op onverharde wegen en ver buiten de gebaande paden rijdt. Staatsbosbeheer, landmeters, jachtopzieners, strandjutter en relatiebemiddelingsbureaus. Op die laatste kom ik nog terug.
Stoer en bescheiden
Bij het ophalen van de Jimny kreeg ik drie disclaimers mee: 1) Het is een volwaardige terreinauto, zij het een kleine. Dat merk je op de snelweg. 2) Wees bedacht op de aanspraak die je onderweg hebt. 3) De testauto wijkt af door zijn optionele wielen met grotere velgen en terreinbanden. Ook is deze auto nog uitgevoerd als geel-kenteken uitvoering met achterbank.
Met die drie zaken in het achterhoofd begon mijn testweek met de Jimny. Dat het een echte terreinauto is, merk je zodra je instapt: de zit is hoog en het voelt alsof je in een Landcruiser zit. Het dashboard doet sterk denken aan dat uit de Suzuki SJ410, ook bekend als de Suzuki Samurai. De versnellingspook staat direct op de versnellingsbak en dat is te merken aan het schakelgevoel: je voelt dat de schakelgaffels en de synchromesh werken, en de arretering die de pook in de versnelling houdt, valt met een stevige, mechanische klik in positie. De bak schakelt zoals je van een Japanse auto mag verwachten: precies en met veel gevoel. Achter de versnellingspook staat de pook voor de tussenbak waarmee de vierwielaandrijving en de lage gearing ingelegd kan worden. Omwille van de gewichtsverdeling, aanloophoek en waaddiepte ligt de K15B motor hoog in de motorruimte, dicht tegen het schutbord. Dat heeft overigens geen nadeel voor de geluidsdruk in het interieur: de motor is behoorlijk stil en doet trillingsvrij zijn werk. Het slagvolume van 1.462 cc haalt Suzuki uit een boring x slag van 74 x 85 millimeter, dat is een behoorlijk lange slag waarbij het meeste koppel bij lagere toeren geleverd wordt. Het maximale koppel is 130 Nm bij 4.000 toeren, maar al ver onder dat toerental merk je dat er voldoende trekkracht voorhanden is. Bovendien is er nog een lage gearing die de eindreductie verdubbelt.
Op de snelweg en door de tuin
De eerste 100 kilometers gaan – zoals bij elke test – over de snelweg. Maar dit keer niet naar huis, maar naar een autovriend die er een verzameling Landcruisers op na houdt. Op de snelweg valt de Jimny niet tegen, de rechtuitstabiliteit wordt wel gehinderd door de terreinbanden, korte wielbasis en de zijwindgevoeligheid, maar desalniettemin rijdt de Jimny heel behoorlijk. Bij het passeren van een vrachtwagen moet je even bedacht zijn op het wegvallen van de windluwte, maar de Jimny beweegt hooguit enkele centimeters zijwaarts, geen decimeters. Je went er snel aan. Ook het windgeruis valt alleszins mee. Meer dan in andere auto’s voel je dat je rijdt en dat is – voor een bepaalde tijd – niet onplezierig. Tijdens een korte pauze bij een tankstation blijkt dat de Jimny inderdaad een bijzonder effect op mensen heeft: bij een versmalling op de parkeerplaats die vrachtwagens scheidt van personenauto’s krijg ik beleefd voorrang van een andere auto. Voor mijn gevoel kwam dat doordat ik een Grote Brede Terreinauto reed, maar in werkelijkheid zal het guitige voorkomen van de Jimny de bepalende factor geweest zijn. Als ik even later weer naar de Jimny loop, staat er een gezin nieuwsgierig naar de auto te kijken en raken we in gesprek.
De meest bijzonder ontmoeting is later op de dag, als ik met mijn Landcruiserkameraad een rondje ga rijden. Hij stelt voor om de Jimny bij kennissen te laten zien, die fervent terreinrijder zijn. Hun enthousiasme voor terreinrijden blijkt uit een tuin die ingericht is als proefterrein voor een grote verzameling Britse terreinauto’s. Met de Jimny banjeren we het erf op, door het vakkundig omgeploegde gazon. Een zeer verbaasd kijkende meneer, type oud geld, hardcore Britse-terreinauto-fan, bekijkt de Jimny: “Leuke wagen, mooie velgen. Heb je die gekocht?” vraagt hij aan mijn autovriend. En in no-time komen er verhalen hoe de Suzuki SJ / Samurai indertijd respect oogstte toen ‘gewone mensen ook gingen terreinrijden’. Na de eerste testdag voel ik me een soort Forrest Gump: een aaneenschakeling van bijzondere ontmoetingen en leuke verhalen.