Een bijzondere verzameling bijzondere Datsuns en Nissans.
12 mei 2014Nissan-fans, het blijven bijzondere mensen. Ooit hoorde ik van een Nissan-verkoper dat Nissan-rijders hun auto het langst bij de merkdealer in onderhoud houden. Langer dan eigenaren van andere merken. Voor mijzelf geldt dat in elk geval niet, maar ik durf wel te stellen dat Nissan-rijders typische eigenaardigheden hebben. Ze zijn nogal schoon op hun auto, en niet zelden staan er meer dan twee Nissans voor de deur. Ook praten ze louter in model- en motorcodes, hoewel liefhebbers van andere merken dat ook doen. Een ander opvallend kenmerk van Nissan liefhebbers is dat ze vaak in de uiterste uithoeken van ons land wonen. Zoals in ’t zuiden van Noord-Brabant, waar Iwan Vlaar en Patrick van Els een plekje voor zichzelf en een grote verzameling dikke Nissans en Datsuns hebben gevonden.
Voor de reis moet ik het hele land doorkruisen, maar gelukkig heb ik een toepasselijke auto tot mijn beschikking: de nieuwe Infiniti Q50 2.2 d. Hoewel de Infiniti bijna het basismodel is, kom je niets te kort, het is een heerlijke reisauto. Met een splinternieuwe luxe Nissan (de Q50 gaat in Japan als Skyline door het leven) op visite bij een verzameling oude luxe Nissans, het kan niet mooier. Een van de meest markante auto’s in de collectie ben ik vorig jaar al eens tegen het blikken lijf gelopen, de Nissan Laurel Medalist.
Het begin van de Nissan-liefde
Onder het genot van een kop koffie maken we nader kennis. De belangrijkste vraag is natuurlijk hoe de liefde voor het merk Datsun / Nissan is ontstaan. De liefde voor opvallende Japanse auto’s zat er al vroeg in, maar de eerste auto was geen Japanner. “Mijn eerste auto kocht ik op mijn 15e, maar daar heb ik nooit in gereden”. De reden was dat vader Vlaar het daar niet helemaal mee eens was, om het zo maar eens te zeggen. De teleurstelling van de jonge Iwan was zo groot, dat pa Vlaar het op een akkoordje gooide, op zijn 17e mocht zoonlief een auto kopen. Welke auto dat zou worden, was ruim voor die tijd echter al bekend. De lokale garage had een oude Mazda 1300 die als servicewagen werd gebruikt en Iwan had een prima deal met de garagist gesloten. Totdat die Mazda vlak voor het moment suprême in de prak werd gereden door een monteur.
Dankzij een broer die er een paar Suzuki Coupés op nahield, kwam er een Datsun in het vizier. Toen de gebroeders Vlaar een Suzuki Coupe gingen bezichtigen, viel Iwan’s oog op een Datsun 100 Wagon. En toen was het raak. De koop was snel beklonken, en de Datsun bleek een geweldig rijdende auto te zijn. “Het onderstel van die Datsun was afgestemd op het vervoeren van gewicht, met een stabilisatorstang op de vooras en achterschokdempers die vooral op belading waren afgestemd. In onbeladen toestand lag die auto als een kart op de weg. Ik reed eens knooppunt de Nieuwe Meer (Amsterdam) op, vanaf Schiphol de A10 op. Toen heb ik een BMW via de buitenbocht ingehaald, zo goed lag die auto op de weg!” De liefde voor Datsun was een feit en de kleine wagon zou er spoedig broertjes en grote broers bij krijgen.
Vanuit de keuken heb ik al met een schuin oog zitten loeren wat er allemaal in de voormalige autoschade-werkplaats staan. Buiten staat een schade-Laurel die voor onderdelen wordt gebruikt, Hij heeft al interieur- en plaatdelen moeten afstaan, en zijn machtige zes-in-lijn diesel is bij de vorige eigenaar in België achtergebleven. Op een brug staat een onberispelijke Nissan Laurel, vanonder de brug loeren de vier guitige ogen van een Datsun 510 mijn kant op. Man, wat zou ik dat wagentje graag willen hebben! Maar er staat nog zoveel meer moois. Kijk en geniet:
Schitterende verzameling
Vooraan staat een Datsun 2400 Super Six met de motorkap op een kiertje, zonder te vragen of het wel mag, open ik de motorkap. Daar heeft een majestueuze L24 een ruime werkplek gevonden.
Bij moderne auto’s zijn we het niet meer gewend dat we de vloer / de straat langs van het motorblok kunnen zien, en ik grap dat monteurs toentertijd regelmatig konden controleren of hun schoenen wel goed gepoetst waren als ze aan de motor werkten. Iwan merkt op dat dat bij deze Datsun 2400 ook het geval is, maar puur en alleen omdat er een afdekplaat onder de radiateurbalk ontbreekt. Was die wel aanwezig geweest, dan had Carnold zijn eigen ongepoetste schoenen dus niet kunnen zien. Waarschijnlijk zal deze 2400 het nog wel een tijdje zonder die afdekplaten moeten doen, want ze zijn nagenoeg onvindbaar. Iwan wijst me op een onderdeel dat op de rechter wielkuip gemonteerd is, en vraagt of ik het herken. Om eerlijk te zijn moet ik ’t antwoord schuldig blijven:
Het is een remdrukregelaar die de remdruk tussen de voor- en achteras regelt. Een hydraulisch / mechanische balansklep die op basis van massatraagheid, zwaartekracht en veerdruk werkt.
Van Datsun tot Nissan
Hoe verder we ‘afdalen’ in de schuur, des te ouder worden de Datsuns. De oudste is ‘Blikkie’, een Datsun 1000 van bouwjaar 1959. Blikkie wacht op een restauratie, maar ook in zijn huidige toestand is het al een geweldig innemend wagentje met een hoge aaibaarheidsfactor.
Naast Blikkie staan twee Datsun 2000 DeLuxe Six, a.k.a. Cedric. Ik ken het model alleen maar van foto’s, en hier staan er doodleuk twee. Alhoewel, de achterste dient als onderdelenvoorziening, de auto is nu nog compleet, maar te ver heen voor restauratie. Iwan roemt de kwaliteit van de Cedric: ”Cedric’s waren veel degelijker gebouwd dan Laurels, dat zie je aan het hang- en sluitwerk en de afwerking op detailniveau. Ik heb eens een Cedric gehad waarvan de dorpels compleet verrot waren, maar desondanks vielen de deuren dicht als de spreekwoordelijke kluisdeur.” De groene Cedric ademt deze degelijkheid, als je de deur opent voel je dat je een degelijk portier in handen hebt en bij het sluiten klinkt een zware, degelijke ‘klik’. Zo, die zit dicht! Het interieur, de stoelen en het dashboard zijn prachtig, en ook hier is het kwaliteit wat de klok slaat. Zoals de Infiniti Q50 tegenwoordig niet onderdoet voor de Duitse concurrentie, zo deed de Cedric dat indertijd evenmin.
De spuitcabine in de werkplaats doet uiteraard ook dienst als autostalling. Waarom zou je ook auto’s spuiten als je er drie Datsun Cherry (100 / 120A) in kunt stallen? Net zo mooi als de auto’s in de stalling, zijn de reserveonderdelen die her een der een plekje hebben gevonden. De slechtste van de twee Cedric’s heeft een dubbele voorruit: eentje doet dienst als reserve-exemplaar. Op zijn motorkap staan doosjes met nieuwe en oude Nissan emblemen en ligt een zakje met pakkingen. New old stock, eigenlijk zonde om de verpakking open te maken.
Vooraan in de stalling staat Loeder, deze weinig flatteuze bijnaam heeft Patrick’s Datsun Fairlady (SRL311) te danken aan een set onwillige carburateurs. Het stationair toerental en de gasaanname bij lagere toeren is nog niet je dat, maar desondanks heeft de Fairlady haar eerste toerrit er al weer opzitten. Bovendien maakt ze gewillig plaats voor de Laurel Hardtops zodat Carnold daar straks een ritje mee kan maken… (wordt vervolgd)
[…] Isuzu en Hino waren er al. Er werden twee modellen geïmporteerd: de Bluebird en de luxueuze Cedric, in het eerste jaar werden er 99 Datsuns aan de man gebracht. Een bescheiden start, maar […]
[…] adaptieve schokdempers worden de butsen en kuilen in de weg effectief geëffend. Via het plaatsje Zegge ben ik de binnenwegen rondom Roosendaal gaan verkennen. De 1.0 turbo VTEC in combinatie met de CVT […]